80 jaar FIOD: de digitalisering
Publicatiedatum 10-07-2025, 11:59
De FIOD speelt anno 2025 een belangrijke rol als het gaat om de internationale bestrijding van cybercrime. Maar dat is niet vanzelf gegaan. Verschillende pioniers hebben de afgelopen 25 jaar hard gewerkt om de digitale opsporing goed op de kaart te krijgen. We spraken met twee van hen: Terry, die in 2000 als één van de eerste IT-specialisten bij de FIOD kwam. En Danny die sinds 2022 als teamleider van het Financial Advanced Cyber Team (FACT) de organisatie meeneemt in de wereld van blockchain en cryptovaluta.
Terry: ‘Vóór 2000 was er een klein aantal collega’s die het licht hadden gezien. Ze waren geen IT-professionals, maar collega’s werkzaam in de opsporing die iets met computers hadden. Zij werden de eerste digitale rechercheurs. Zij gingen mee met zoekingen om data veilig te stellen en datadragers in beslag te nemen. Opleidingen waren er nog niet. Officiële functiebeschrijvingen evenmin. Toen de ontwikkeling van de digitalisering eind jaren 90 versnelde, werd besloten dat de FIOD echt moesten investeren in kwantiteit en kwaliteit. In 2000 is de FIOD gestart met digiteams.’
Floppy disks
Terry: ‘Dat was een revolutionair besluit. Maar het paste ook bij de tijdgeest. Want waar trad in de jaren negentig als eerste de digitalisering op? Enerzijds bij de administratieve pakketten en de financiële administraties. Die gingen van dikke papieren ordners naar floppy disks, digitale tapes en harde schijven. Daarnaast waren de mobiele telefoons in opkomst: de Nokia’s. En de sms-berichten en de e-mail deden hun intrede. Daar moesten we als FIOD bij kunnen. Net als de servers en de beveiligde netwerken die in opmars waren. Wij zijn op die rijdende trein gestapt.
Om die digitale expertise meer handen en voeten te geven is binnen de FIOD daarna het Digitale Expertisecentrum opgericht. Terry: ‘Ik kwam in het jaar 2000 als één van de eerste echte IT’ers van het automatiseringscentrum van de Belastingdienst over naar de FIOD. En het fijne was dat er naar ons werd geluisterd. Er is door de directies eigenlijk altijd veel ruimte geboden aan deze ontwikkeling. Toch was het hard werken. Er waren namelijk genoeg collega’s die zeiden: dat digitale opsporen is niks en wordt niks.’
Beter zichtbaar
Terry: ‘En ergens was dat begrijpelijk. Zo waren de digitale bestanden klein, maar de apparatuur waarmee je data kon ontsluiten, was ook duizendmaal trager dan nu. Het kopiëren van harde schijven op tapes duurde zomaar een dag. Alle collega’s zaten al aan het avondeten als wij nog met twee digirechercheurs achter het scherm zaten. Iedereen was altijd aan het wachten op Digi. En de rechercheurs kregen de zaken toen nog gewoon rond met die ordners die ze meenamen. Het was dus echt vechten om als digitaal specialist of digitaal rechercheur betrokken te worden in een onderzoek.’
‘Om bekender te worden hebben we roadshows georganiseerd en pr-rondjes gemaakt door het land. Met de jaren werden we steeds handiger en konden we ons bewijzen. Zo hebben we zelf een oplossing gevonden om direct van harde schijf naar harde schijf te kopiëren. Daar kwamen ze uit heel Europa voor kijken. Zo maakten we ons steeds beter zichtbaar. En we hebben heel mooie onderzoeken kunnen ondersteunen, waardoor collega’s uiteindelijk onze toegevoegde waarde onderkenden.’
Grote onderzoeken
Terry: ‘Eén van de eerste grote onderzoeken die we deden, was een grote offshore bank. Die bank was de spil in een btw-fraude die de Engelse schatkist 7 miljard euro heeft gekost. Die zaak uit 2013 heeft een boost gegeven aan de digitale opsporing binnen de FIOD. Met onze IT-specialisten hebben we alle gegevens van de hele bank werkend meegenomen op het moment dat we die aantroffen. Zo konden we alle transacties nalopen die door deze bank zijn gegaan. Daar is flink wat digitale expertise voor nodig. En ik zeg dan ook altijd: de FIOD is goed omdat we over hele goede specialisten beschikken.
In deze ontwikkeling hebben de electronic data processors (EDP’ers), dit zijn forensische IT’ers, een belangrijke rol gespeeld. Er is bij de start van de digiteams in 2000 voor gekozen om in elk opsporingsteam een EDP’er op te nemen die de brug kon vormen tussen de analoge en digitale wereld. Als je bijvoorbeeld ‘s morgens binnenkomt bij een multinational op de Amsterdamse Zuidas met 2.000 werknemers, moet je wél zorgen dat je aan het eind van de dag met de goede gegevens de deur uitloopt. Daar kon en kan de EDP-er prima bij helpen.’
Oprichting FACT
Terry: ‘In 2016 heb ik uiteindelijk de wens kunnen realiseren om een team met echte specialisten op het digitale- en cybervlak op te richten: het FACT. Met dit team konden we de cybercrime gaan bestrijden. En ik heb zélf voor een deel de mensen bij elkaar mogen brengen die dat konden gaan doen. De digi-teams bleven want wat het FACT doet, is een hele andere tak van sport.
‘Nu moet je als nieuwkomer leveren, ook al ben je in opbouw’, weet Terry. ‘Je voelt de druk om met resultaten te komen. Met het onderzoek Bestmixer, een mixing service die werd gebruikt voor het verhullen van criminele geldstromen, konden we in 2019 in één keer afrekenen met de scepsis en alle kritische vragen rondom FACT. Dat onderzoek heeft niet alleen een flink beslag aan cryptovaluta opgeleverd. Maar ook wereldwijde publiciteit, waarmee onze status als expert meteen gevestigd was.’
Logische ontwikkeling
Danny kwam zes jaar later -in 2022- bij de FIOD om de rol als teamleider van het FACT van Terry over te nemen. Danny: ‘In mijn team zitten tactisch rechercheurs en techneuten die AI, datascience, forensische IT, software engineering of natuurkunde hebben gestudeerd. Forensische IT is inmiddels ingebed in de teams en de structuur van de FIOD. Steeds meer onderzoeken hebben een digitale component. En sommige onderzoeken zijn zelfs volledig digitaal, zoals met cybercrime. Dat is een logische ontwikkeling. Als we effectief willen blijven als FIOD, dan zullen we daarin mee moeten.

IT heeft ook impact op de manier waarop we opsporen. Anno 2025 speelt IT bijvoorbeeld een belangrijke factor in datagedreven intelligence bij het bepalen welke onderzoeken we gaan doen. Hoe zien we in transactiedata van blockchains welke entiteiten verhulling van criminele geldstromen faciliteren? Welke entiteiten faciliteren dat het meest? Moeten we daar iets mee indien er sprake is van witwassen?
Ook zetten we het in voor reflectie op interventies. Zien we na onze interventie bijvoorbeeld het gedrag op de blockchain veranderen? Was onze interventie effectief of gaan criminelen met een andere manier van werken door? Kunnen we doorgaan met wat goed blijkt te werken? Zo leren we nog beter te interveniëren. Dat is een continu proces.’
Dark web
Terry: ‘Ook de criminelen hebben zich met de ontwikkeling van het internet doorontwikkeld. Ze gebruiken cryptovaluta om geld over de hele wereld te verplaatsen en wit te wassen. En dan zijn er het dark web en de dark markets als een soort etalage waarin criminelen illegale medicijnen, software, beschermde merken of ‘crime as a service’ aanbieden. De drempel om daar gebruik van te maken, is met de jaren steeds lager komen te liggen. En de pakkans is laag.
Door de digitalisering is de criminaliteit ook steeds internationaal geworden. Dan wordt de onderlinge communicatie tussen criminelen nog belangrijker, want zij kunnen niet even bij elkaar binnenlopen, maar moeten contact onderhouden via communicatiemiddelen waar wij als opsporingsdienst niet bij kunnen. En juist die gesprekken en berichtenstromen, daar zitten wij bovenop.’
Continue wedloop
Danny: ‘Daarbij zie je een continue wedloop op het gebied van geavanceerde technologie om uit de handen van de opsporingsdiensten te blijven. Zo worden gesprekken en bestanden versleuteld om uit het zicht te blijven. En als wij dergelijke toepassingen en methodieken kraken, dan gaan ze weer door naar het volgende’.
Omdat de FIOD zich richt op het volgen van geld, goederen of dienstverlening zijn we de laatste jaren ook actief in de wereld van Blockchain. Met blockchaintechnologie kun je namelijk via cryptovaluta grote hoeveelheden waarde verplaatsen, zónder dat je langs poortwachters hoeft te gaan, zoals banken. Dat geeft veel voordelen voor criminelen. Door verhullingstechnieken, zoals cryptomixers, wordt het lastiger om transacties te traceren en de herkomst van de waardenstromen te kunnen vaststellen. Dus moeten we constant investeren in het ontwikkelen van kennis en nieuwe methodieken.
Kennis delen
Danny: ‘Een belangrijke taak voor het FACT is om de opgedane kennis en methodieken van dit innovatieve team op het gebied van cybercrime, te delen met de rest van de organisatie. Daarnaast doet het FACT ook zelfstandig strafrechtelijke onderzoeken. Maar altijd met het doel om ervan te leren.’
‘We zien wel dat we moeten gaan opschalen wat betreft de aanpak van cybercrime. Neem de bitcoin; dat is niet meer high-tech. Ongeveer drie miljoen Nederlanders hebben cryptovaluta zoals bitcoins. We blijven op de hoogte van de technologie van vandaag, morgen en overmorgen door het bezoeken van congressen en samenwerkingen met high-tech bedrijven. Dat doen we ook met het NFI, collega’s van de politie, de TU Delft en opsporingsdiensten in het buitenland. Om zo opzoek te gaan naar de nieuwste ontwikkelingen.
We zijn internationaal koploper qua expertise op het gebied van financial cybercrime. Met een relatief klein aantal nationale en internationale onderzoeken is dit team verantwoordelijk voor een aanzienlijk deel van het totale beslag op criminele geldstromen binnen de FIOD.’
Ambities
Met het oog op de toekomst zijn er ook ambities bij het FACT. Danny: ‘We moeten de harde kern die cyberonderzoek doet, gaan opschalen. Plat gezegd halen we nu met anderhalve man en een paardenkop mooie resultaten. We zouden meer kunnen doen; het aanbod is er. Ik zou willen versnellen met het versterken van de digitale vaardigheden van collega’s en in het aannemen van rechercheurs/intell specialisten met een technische achtergrond. Dat is nodig om beter het hoofd te kunnen bieden aan de digitalisering in de maatschappij. Op digitaal vlak zie ik nog wel uitdagingen om als organisatie flexibel en wendbaar te kunnen zijn.
Waar we nu proberen mee te gaan met de ontwikkelingen in de wereld van de cybercrimineel, zou ik ook graag verder vooruit willen kijken, zodat we daarop kunnen anticiperen. Welke technologie ontwikkelt zich snel door die invloed heeft op onze wetgevingsgebieden? Hoe kunnen modus operandi veranderen met technologische ontwikkelingen zoals fintech, rekenkracht en AI? Wat moeten we kunnen om daar effectief mee om te gaan? Kunnen we nu exploreren? Daarvoor hebben we een goede ICT-infrastructuur nodig, zodat we meer kunnen doen met data, de beschikbare tooling en de R&D projecten die we uitvoeren. En tot slot willen we nog meer internationaal samenwerken om effectief tegenwicht te geven tegen de criminelen. Daar zijn we al actief mee bezig, maar kan nog beter.’
