Veertig jaar forensisch onderzoek; Van bezemkast naar geaccrediteerd lab
Publicatiedatum 30-09-2025, 7:56
Het forensisch onderzoek is een relatief jonge tak van de FIOD. In zo’n 40 jaar is het gegroeid van een eenmanspost in Haarlem naar een professioneel team van 7 medewerkers met een geaccrediteerd lab in Amsterdam. Vier medewerkers van het eerste uur schetsen de bijzondere ontwikkeling die de forensische opsporing binnen de FIOD heeft doorgemaakt.
In de eerste decennia na de oprichting van de FIOD was er nauwelijks sprake van forensisch onderzoek. De fiscale recherche deed boekenonderzoek maar onderzocht bijvoorbeeld nog geen vingerafdrukken. De Douanerecherche begon in de jaren 70 met het inhuren van een fotograaf van het Kadaster voor het vastleggen van plaatsen delict. Het aantal aanvragen groeide en zo werd fotograaf Rinus van der Gronde uiteindelijk aangenomen bij de Douanerecherche als fotograaf.
Rechercheur René was er toen al bij in het prille begin: ‘Ik ben in 1979 als jongen van 17 begonnen bij de Inlichtingendienst van de FIOD. Daarna ben ik doorgegaan naar de administratie van de Douanerecherche. Van daaruit is de Technische Recherche ontstaan met de, inmiddels helaas overleden, grondleggers Rinus van der Gronde en Boy da Cunha. Zij waren de eerste fotografen van de FIOD.’
Illegale alcoholstokerijen

René: ‘Boy overleed onverwacht waardoor Rinus er alleen voor stond. In 1986 ben ik gevraagd bij te springen. Niet gehinderd door enige kennis ging ik mee naar buiten. In de praktijk leerde ik snel. Onze voornaamste taak was het fotografisch vastleggen van de plaats delict. Of we fotografeerden in de studio op het FIOD-kantoor in Haarlem goederen die in beslag waren genomen. We maakten ook gebruik van infrarood warmtebronmeting die met stikstof werd gekoeld. Deze ‘warmtecamera’ zetten we in voor het observeren van illegale alcoholstokerijen. Die produceerden veel warmte. Als de recherche een pand op de korrel had dan gingen we ’s nachts op pad. Meestal naar het Brabantse. We werkten de ene keer vanuit de auto en de andere keer lag je in de greppel op honderd meter van de locatie. Als er een stokerij zat, zag je op het display het dak wit uitslaan. Dan had je een goede indicatie.’
Technische Recherche
Na de pensionering van Rinus in 1994 vormden Harry -die er in 1988 bij kwam- en René het team van de Technische Recherche. Harry: ‘In de jaren die volgden, hebben we naast de fotografie ook werk gemaakt van het veiligstellen van sporen op de plaats delict voor vingerafdrukonderzoek. In het begin gingen die naar, wat toen de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI) heette. Een lab van de politie in Zoetermeer waar vingerafdrukken zichtbaar werden gemaakt. De FIOD groeide behoorlijk in die tijd. We wilden op een gegeven moment een eigen lab beginnen.’ René: ‘We zijn bijna vanaf nul begonnen. Het management steunde ons in dat initiatief en investeerde in onze opleidingen en apparatuur. We volgden modules op de rechercheschool van de politie om verschillende technieken te leren. Bijvoorbeeld fotografie en vingerafdrukken.’
Sluizen van IJmuiden
Harry: ‘Wij deden in die tijd veel zaken die te maken hadden met illegale drank en tabak. Later kwamen daar verdovende middelen bij. Ik heb heel wat uren doorgebracht in de havens van Rotterdam en Amsterdam op de meest vreemde tijden. Als er een partij verdovende middelen op een schip was aangetroffen dan waren wij erbij. En het mooiste was, dat zowel de leiding aan boord van een schip als onze collega’s graag snel wilden weten of een bemanningslid erbij betrokken was. Dan namen we vingerafdrukken van de hele bemanning, en gingen meteen die pakketten cocaïne onderzoeken op het FIOD-kantoor in Haarlem. Als we bruikbare sporen hadden, gingen we als “een malle” naar de CRI met die stapel vingerafdrukken. We moesten echt snel zijn want we mochten een schip niet tegenhouden als het eenmaal gelost was. Zo hebben we ooit op het nippertje in de sluizen van IJmuiden een verdachte van boord gehaald.’
Professionele apparatuur
Harry: ‘Later kregen we documentenonderzoek erbij. En die warmtebroncamera die we eerst gebruikten voor alcoholstokerijen, gebruikten we later ook voor het opsporen van wietkwekerijen en amfetaminelabs. Het forensisch onderzoek is een constant groeiproces geweest en is dat eigenlijk nog steeds. Op het gebied van fotografie zijn de ontwikkelingen snel gegaan. Rinus begon in de jaren 80 nog met een donkere kamer in een soort ‘bezemkast’ in het toenmalige FIOD-kantoor. Later kwam er een professionelere uitrusting en ging de Technische Recherche (voorloper van forensische opsporing) midden jaren 90 werken met kleurenfotografie. Om in 2002 over te stappen naar digitale fotografie.’
Altijd op pad
Harry: ‘Al die nieuwe taken maakten het werk complexer maar ook heel afwisselend. We waren altijd op pad, het hele land door. Soms 36 uur achter elkaar. Weken van 60 of 70 uur waren niet ongebruikelijk. Een goede werk-privébalans was er dus niet altijd bij.’ René: ‘Ik zei soms: “Ik kom een uurtje later want ik heb mijn kind al 3 dagen niet gezien.” Wat dat betreft heb ik wel momenten met mijn gezin gemist. Dat was ook de valkuil van onze ontwikkeling. Als de telefoon rinkelde dan gíngen we. Als het ging om een plaats delict moest je altijd met z’n tweeën zijn. Wij wilden de Technische Recherche bekend maken binnen de FIOD. Nou, dat hebben we geweten.’
Pieper
René: ‘Het lastige was dat we in de begintijd een pieper hadden want er waren nog geen mobiele telefoons. Als iemand iets van ons wilde, werden we opgeroepen via de “pieper”. Dan moesten we van de snelweg af, op zoek naar een telefooncel en bellen naar de administratie om erachter te komen wat de vraag was.’
Sporen zichtbaar maken
Rechercheur Ruby-Jane kwam er in 2004 bij, toen René de overstap maakte naar tactisch rechercheur. Ruby-Jane: ‘Collega’s wisten Harry en mij goed vinden. Wij kunnen de sporen op de plaats delict zichtbaar maken en er vervolgens een persoon aan linken. Dat kan doorslaggevend zijn in de bewijsvoering. Het werd dus steeds drukker. Maar op versterking hebben we moeten wachten tot 2015, toen er een derde collega bij kwam.’
DNA-onderzoek
De naam forensische opsporing is er in 2006 gekomen, in navolging van de politie. In 2012 is DNA-onderzoek toegevoegd aan het takenpakket van het team Forensische Opsporing. In eerste instantie was de FIOD niet bevoegd om dat zelf te doen. Harry: ‘Ruby Jane is de drijvende kracht geweest om de neuzen binnen de FIOD, het OM en het ministerie van Veiligheid en Justitie dezelfde kant op te krijgen, zodat het Besluit DNA in strafzaken is aangepast en de FIOD als bevoegde instantie voor DNA-onderzoek is toegevoegd, naast de politie en de marechaussee.’ Ruby-Jane: ‘Dat betekende dat we vanaf dan niet meer op een plaats delict hoefden te wachten op de politie maar zelf sporenmateriaal voor DNA mochten veiligstellen. Dat heeft ons werk een stuk makkelijker op gemaakt.’
Inwerkprogramma
Kirsten, de huidige coördinator van de Forensische Opsporing, begon zelf in 2016 als stagiair. ‘Daarna mocht ik blijven om de accreditatieprocedure voor het laboratorium van de forensische opsporing op te zetten. Dat houdt in dat het lab aan bepaalde normen moet voldoen en je volgens een vastgelegde structuur en kwaliteitsstandaarden moet werken. Vroeger stond er niks op papier. Nu is alles beschreven in ons handboek: van een inwerkprogramma voor nieuwe collega’s tot hoe je met apparaten in het lab werkt. En iedereen werkt op dezelfde manier.’
Kirsten: ‘Na het vertrek van Ruby-Jane en Harry bleef ik met twee nieuwe collega’s over. Nu had ik het geluk dat ik tijdens mijn stage veel met Harry heb mogen meelopen maar we moesten het team eigenlijk weer opnieuw opbouwen. En uit de accreditatie, die we in 2019 hebben behaald, kwam veel meer werk. We doen namelijk ook onderzoek voor andere diensten, zoals de opsporingsdiensten voor de Inspectie Leefomgeving & Transport (ILT) en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Zo zijn we in de afgelopen acht jaar gegroeid van drie naar zeven medewerkers.’
Ontwikkelingen anno nu
Kirsten: ‘Met de ontwikkeling van digitalisering is het documentonderzoek komen te vervallen. Wat er nog komt op dat vlak, zetten we door naar andere bevoegde instanties. Verder zie je steeds meer drugs en accijnsfraude zaken. Hoewel het totaal aantal zaken dat we behandelen de afgelopen twee jaar is gestabiliseerd. Vroeger werd er meer ‘geveegd’, dat wil zeggen dat als je bijvoorbeeld drugs vindt, je die in beslag neemt en dan is het onderzoek klaar. Na een signaal stapte je naar binnen en een week later was het onderzoek afgerond. Nu zijn de zaken groter, complexer en langduriger.’ Wat gebleven is, is het vingerafdrukkenonderzoek. Kirsten: ‘De database voor vingerafdrukken is groter dan die voor DNA-sporen. Er worden standaard vingerafdrukken afgenomen. Voor DNA is dat nog niet standaard. Daarbij vraagt DNA-onderzoek om veel capaciteit van andere instanties. Dus dat kunnen we niet onbeperkt doen. Wat dat betreft zou het mooi zijn als we in ons lab een aparte ruimte krijgen om de eerste fase van het DNA-onderzoek zelf te doen. Dan zijn we minder afhankelijk van de beschikbaarheid van anderen.’
Forensisch bewustzijn
Kirsten: ‘Ik heb de indruk dat door de snelle groei van de FIOD van de laatste jaren niet iedereen ons even goed weet te vinden en weet wat we kunnen. Het forensisch bewustzijn bij de collega’s kunnen we nog verbeteren. Misschien door het op te nemen als thema in de opleiding of een andere vorm van voorlichting. We bieden bijvoorbeeld interactieve workshops aan en video’s om collega’s te begeleiden en onze kennis en ervaring te delen. Zo zorgen we met elkaar dat bij een doorzoeking zoveel mogelijk sporen veilig gesteld kunnen worden en die kunnen bijdragen aan de bewijsvoering in een onderzoek. Wat door de jaren en generaties heen een constante is gebleven, is de onvoorspelbaarheid van het werk als forensisch rechercheur: Kirsten: ‘Als je op kantoor komt, weet je nooit wat de dag gaat brengen. Als we een melding krijgen weten we eigenlijk nog niks. Pas als je aankomt op de plaats delict dán weet je het. Dat dynamische en onvoorspelbare blijft het mooie van dit werk.’
Altijd voor een 10 gaan
Harry: ‘Ons motto is: Niet geschoten is altijd mis. Als je 10 keer sporenonderzoek doet, heb je misschien 2 keer resultaat en 8 keer niks. Je moet naar die 2 keer kijken, want die maken het werk de moeite waard.’
René: ‘Zo hebben we in een onderzoek naar vervalste parafen aan de hand van een kleurenkopie kunnen achterhalen met welk apparaat een kopietje was gemaakt. Die stond bij de bibliotheek bij de verdachte om de hoek. Als klap op de vuurpijl vonden we ook nog zijn vingerafdruk op dat kopietje. Dat was een mooie vondst’
Ruby-Jane: ‘Soms krijgen we terug: “Jullie willen altijd voor een 10 gaan maar een 7 is ook genoeg.” Maar wij willen álles uit een onderzoek halen. Op een plaats delict krijg je maar één keer de kans om al het bewijsmateriaal te vergaren en eruit te halen wat erin zit. De ene keer doe je dat in een middag. Soms ben je met drie man een week op locatie bezig. Dan wordt het pand bewaakt door collega’s van het Team Bijzondere Bijstand van de FIOD. Dan gaat er een container voor de deur en mag niemand erin of eruit. Dat geeft een veilig gevoel.’